-
Verstandelijke beperking, palliatieve zorg voor mensen
-
Inleiding
-
Markering
-
Kenmerken van palliatieve zorg bij mensen met een verstandelijke beperking
-
Syndroomspecifieke kenmerken
-
22q11.2 deletiesyndroom
-
CHARGE-syndroom
-
Cornelia de Lange syndroom
-
Downsyndroom
-
Foetaal alcoholsyndroom
-
Fragiele X syndroom
-
Neurofibromatose 1
-
Noonan syndroom
-
Prader-Willi syndroom
-
Rett syndroom en andere MECP2- gerelateerde stoornissen
-
Tubereuze sclerose complex
-
Williams-Beuren syndroom
-
Angelman syndroom
-
22q11.2 deletiesyndroom
-
Syndroomspecifieke kenmerken
-
Communicatie tijdens de palliatieve fase
- Juridisch kader
-
Besluitvorming rondom diagnostiek en behandeling
- Structuur en proces
-
Meetinstrumenten
- Diagnostiek en behandeling van symptomen
- Rondom levenseinde
- Afscheid nemen, nazorg en rouw
-
Bijlagen
Neurofibromatose 1
Uitgangsvraag
Wat is de leeftijd en oorzaak van overlijden bij neurofibromatose type 1 (NF1)?
Methode: evidence-based
Aanbevelingen
- Houd rekening met een lagere levensverwachting (mediane overleving 8-15 jaar korter).
- Houd rekening met maligne perifere zenuwschede tumoren, tumoren van het zenuwstelsel en vasculopathie als belangrijkste doodsoorzaken.
- Houd rekening met snelle progressie van symptomen, met name omdat plexiforme neurofibromen kunnen transformeren in maligne perifere zenuwschede tumoren (MPNST’s).
Algemene beschrijving van de literatuur
Bijdragend aan inzichten uit basisliteratuur, identificeerde de literatuurzoektocht drie relevante studies:
- Duong et al. includeerden 1.895 cliënten met NF1 die tussen 1980 en 2006 verwezen werden naar Franse referentiecentra voor NF1 [Duong 2011]. Bij inclusie was de mediane leeftijd 17,7 jaar (0-76) en waren 549 (44,8%) cliënten jonger dan 18 jaar. De doodsoorzaak was bij 58 van de 67 overleden cliënten gekend, echter daarbij werd geen onderscheid gemaakt naar leeftijd. De mediane follow-up was 6,8 jaar.
- Evans et al. includeerden 1.186 cliënten met een bevestigde of bijna zekere diagnose van NF1 die geregistreerd waren in een groot Engels genetisch register [Evans 2011]. De leeftijdsspreiding wordt daarbij niet duidelijk benoemd en ligt tussen de nul en 60-plus.
- Masocco et al. identificeerden 6.753.000 overlijdens waarvan 632 bij mensen met NF1 tussen 1995 en 2006 in het Italiaanse nationale overlijdensregister [Masocco 2011].
Kwaliteit van het bewijs
De drie studies waren alle retrospectief [Duong 2011, Evans 2011, Masocco 2011]. Gezien de omvang van de studies is de representativiteit goed, er is geen duidelijke selectiebias. In de studie van Duong et al. waren er veel ontbrekende gegevens, in de studie van Masocco et al. werden niet alle cliënten geïncludeerd in het overzicht van de doodsoorzaken. Geen enkele studie deed een multivariate analyse.
Leeftijd bij overlijden
De mediane levensverwachting van mensen met NF1 is ongeveer acht jaar lager dan in de algemene bevolking [GeneReviews 1993-2021]. Mensen met NF1 overlijden ongeveer 8-15 jaar jonger in vergelijking met de algemene bevolking [Carey 2021].
Duong et al. rapporteerden een mediane leeftijd bij overlijden van 31,7 jaar (0-80) en hoge mortaliteitscijfers met name in de leeftijdsgroep tussen de 10-40; dit konden zij aantonen in de leeftijdsgroep van 40-plussers [Duong 2011]. Echter includeerde de studie van Duong et al. te weinig 60-plussers om een uitspraak te kunnen doen over ouderen met NF1. Evans et al. (2011) rapporteerden een mediane leeftijd bij overlijden van 44,1 jaar. De gemiddelde leeftijd van overlijden bedroeg 43,6 jaar in de studie van Evans et al. (2011) en 55,5 jaar in de studie van Masocco et al. (2011). Vergeleken met de algemene bevolking was de gemiddelde leeftijd van NF1-geassocieerde sterfgevallen ongeveer 20 jaar lager en ongeveer 10 jaar lager wanneer de analyse werd beperkt tot personen van 40 jaar en ouder [Masocco 2011].
Er is een duidelijke trend te zien van vroegtijdig overlijden in NF1 (dat is: vóór de leeftijd van 40 jaar): de mortaliteit neemt dramatisch toe van adolescentie tot 40 jaar, waarbij één derde (n=185) van de sterfgevallen plaatsvond vóór de leeftijd van 40 jaar. Na 40 jaar neemt de mortaliteit af tot de leeftijd van 50 jaar en vertoonde daarna een constante toename voor hogere leeftijden, met het hoogste absolute aantal sterfgevallen onder 70-74-jarigen [Masocco 2011].
Evans et al. rapporteerden dat mensen met NF1 ongeveer 8 jaar korter leven dan personen in de algemene bevolking [Vans 2011].
Mortaliteit
Duong et al. rapporteerden een statistisch significant hogere mortaliteit in vergelijking met de algemene bevolking (gestandaardiseerde mortaliteitsratio: 2,02; 95% BI 1,6-2,6) [Duong 2011]. Vergeleken met de overlevenden, hadden de niet-overlevenden statistisch significant meer neurofibromen, plexiformneurofibromen maligne perifere zenuwschede tumoren en feochromocytomen [Duong 2011]. Masocco et al. vonden een hogere mortaliteit bij vrouwen met NF1 vergeleken met mannen met NF1, daarbij bediscussiëren of dit komt door een grotere neiging om NF1 te rapporteren op de overlijdensakten van jonge vrouwen [Masocco 2011].
Doodsoorzaken
Maligniteit, vooral kwaadaardige perifere zenuwmanteltumoren en vasculopathie, zijn de belangrijkste oorzaken van vroegtijdig overlijden bij personen met NF1 [GeneReviews 1993-2021]. De meest waarschijnlijke doodsoorzaken die worden genoemd, zijn onder meer kwaadaardig neoplasma en vasculaire ziekte [Carey 2021].
De doodsoorzaken werden in de drie studies op een heterogene manier gerapporteerd, hetgeen een vergelijking moeilijk maakt. Van de 58 mensen die zijn overleden en bij wie de doodsoorzaak bekend was, zijn 56 overleden aan NF1-complicaties zoals maligniteiten [Duong 2011]. Duong et al. vonden als belangrijkste doodsoorzaken maligne perifere zenuwschede tumoren (60%), gevolgd door tumoren van het centrale zenuwstelsel (14%) en orgaancompressie door neurofibromen (9%) [Duong 2011]. Evans et al. rapporteerden eveneens maligne perifere zenuwschede tumoren als belangrijkste doodsoorzaak (26%), gevolgd door ‘andere tumoren’ (21%), gliomata (11%) en cerebrovasculaire oorzaken (8%) [Evans 2011]. Masocco et al. rapporteerden als de twee belangrijkste doodsoorzaken NF1-geassocieerde oorzaken (28%) en ‘andere tumoren’ (34%), gevolgd door aandoeningen van het vaatstelsel (19%) [Masocco 2011].
EBRO Niveau 3 |
Er zijn aanwijzingen dat de mediane overleving van cliënten met neurofibromatose 1 (NF1) 8-15 jaar korter is dan in de algemene populatie.
|
EBRO Niveau 3 |
Er zijn aanwijzingen dat cliënten met NF1 een tweemaal hoger risico op overlijden hebben dan de algemene bevolking. B [Duong 2011] |
EBRO Niveau 3 |
Er zijn aanwijzingen dat de belangrijkste doodsoorzaken van cliënten met NF1 maligne perifere zenuwschede tumoren en tumoren van het zenuwstelsel zijn. C [Carey 2021, Duong 2011, Evans 2011, GeneReviews 1993-2021, Masocco 2011] |