Domein 3: Fysieke dimensie

Het zorgen voor fysiek welbevinden en een goede behandeling van fysieke klachten van de patiënt met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid, vormen de basis van palliatieve zorg. Ze bevorderen de psychische, sociale en spirituele kwaliteit van leven en dienen een integraal onderdeel te zijn van het palliatieve zorgplan.

Symptoommanagement volgt zo veel mogelijk de voor palliatieve zorg geldende richtlijnen met aandacht voor doeltreffendheid, doelmatigheid en medicatieveiligheid. Het doel is om met de behandeling de symptoomlast te verlagen tot een voor de patiënt acceptabel niveau. Het (fysiek) welbevinden van de patiënt dient hierbij regelmatig geëvalueerd te worden. Zo mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van (gevalideerde) meetinstrumenten.

Symptomen komen veelal op hetzelfde moment, wat beoordeling en behandeling complex maakt. Dit vraagt om een multidimensionele en interdisciplinaire benadering, waarbij zo nodig de hulp van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners kan worden ingeroepen.
In de palliatieve zorg veel voorkomende symptomen zijn onder meer pijn, anorexie en cachexie, obstipatie, algehele zwakte, kortademigheid en reutelen, misselijkheid en braken, vermoeidheid, delier (en agitatie), depressie, probleemgedrag bij dementie, jeuk, droge mond, hoesten, angst, vochtophoping, slaapstoornissen, incontinentie en urineretentie, diarree en hik. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor huid- en wondzorg.

Standaard

De fysieke symptomen van een patiënt met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid worden volgens geldende richtlijnen en inzichten behandeld, waarvan op grond van kennis en kunde gefundeerd mag worden afgeweken en waarbij behandeling is afgestemd op de individuele patiënt. De hiervoor benodigde (hulp)middelen (zoals medicatie, subcutane pompen of een hoog-laag bed) dienen in voldoende mate voorhanden te zijn.

Criteria

  • Het doel van symptoombehandeling is het op passende en veilige wijze verlagen van de symptoomlast tot een voor de patiënt acceptabel niveau.
  • De beoordeling en behandeling van veelal multipele symptomen op hetzelfde moment vraagt om een multidimensionele en interdisciplinaire benadering. Zo nodig wordt daarbij de hulp van in palliatieve zorg gespecialiseerde zorgverleners ingeroepen.
  • De zorgverlener inventariseert samen met de patiënt en diens naasten de waarden, wensen, behoeften en gewoonten die van belang zijn voor het vergroten of behouden van het fysiek welbevinden zoals:
    • eten en drinken;
    • inspanning en ontspanning;
    • zelfzorg en (lichamelijke) verzorging;
    • mobiliteit;
    • dag- en nachtritme;
    • privacy;
    • intimiteit en seksualiteit. 
  • Voor het verlenen van optimale zorg is het van belang dat de patiënt en diens naasten passend zijn voorgelicht over de aard van de ziekte of kwetsbaarheid en de prognose door de behandelend arts of de centrale zorgverlener, in afstemming met elkaar. Op grond hiervan wordt de patiënt in staat gesteld de consequenties van het ziek-zijn te overzien. (Niet-)Behandelkeuzes met voor- en nadelen, inclusief het staken van niet langer zinvol geachte medicatie, worden vervolgens afgewogen in de context van de waarden, wensen en behoeften van de patiënt.
  • De zorgverlener signaleert en inventariseert samen met de patiënt en diens naasten de huidige symptoomlast en anticipeert op eventueel te verwachten symptomen. Hij beoordeelt, zo mogelijk met (gevalideerde) meetinstrumenten, het fysiek functioneren en bepaalt de aard, ernst en mogelijke risico’s op dit gebied. In overleg met de patiënt en diens naasten worden passende, zo nodig ook anticiperende interventies opgesteld, vastgelegd en uitgevoerd. Het advies gaat bij voorkeur gepaard met een stappenplan voor voortgaande behandeling bij toename van klachten of symptomen.
  • Behandeling van symptomen en bijwerkingen kan bestaan uit niet-medicamenteuze, medicamenteuze en invasieve interventies, al of niet ondersteund met complementaire zorg. Het effect van de ingestelde behandeling op het welbevinden van de patiënt dient hierbij regelmatig geëvalueerd en zo nodig herzien te worden.
  • Mantelzorgers en/of naasten en vrijwilligers zijn voldoende onderricht en worden gesteund om de fysieke zorg naar vermogen en naar te dragen verantwoordelijkheid te kunnen verlenen. In noodsituaties weten zij hoe te handelen.
  • De zorgverlener schenkt specifieke aandacht aan fabels, feiten en barrières omtrent het gebruik van medicijnen en in het bijzonder van opioïden en sedativa zoals:
    • verslavingsrisico;
    • ademdepressie;
    • het bespoedigen van het sterven, ook in relatie tot euthanasie, hulp bij zelfdoding en palliatieve sedatie;
    • eventueel andere vermeende bijwerkingen.
  • Gemaakte afspraken voortvloeiend uit het zorgproces worden vastgelegd in het individueel zorgplan.

Gerelateerde standaarden

Psychische dimensie, sociale dimensie, spirituele dimensie

Onder meer:

  • Angst
  • Ascites
  • Decubitus
  • Delier
  • Dementie
  • Depressie
  • Diarree
  • Dyspneu
  • Hik
  • Hoesten
  • Jeuk
  • Klachten van de mond
  • Lymfoedeem
  • Misselijkheid en braken
  • Obstipatie
  • Pijn
  • Pijn bij kanker
  • Slaapproblemen
  • Ulcera
  • Urogenitale problemen, fistels, loze aandrang en tenesmi
  • Vermoeidheid

Zie overzicht Richtlijnen en handreikingen

Vastgesteld: 26-04-2018   Regiehouder: IKNL

Fysieke dimensie

De fysieke dimensie bij kinderen heeft specifieke kenmerken, die deels anders zijn dan bij volwassenen. In de richtlijn kinderpalliatieve zorg is ‘herkenning en behandeling van symptomen’ één van de drie hoofdelementen, waarbij er een aantal subvragen gesteld zijn (pagina 42). Er is voor gekozen om in de richtlijn de meest frequente en ernstige symptomen bij kinderen in palliatieve zorg te bespreken, te weten dyspnoe, hematologische verschijnselen, hoesten, reutelen, huidverschijnselen (jeuk, wonden/decubitus, mucositis), misselijkheid en braken, pijn, neurologische symptomen, epileptische aanvallen, spasticiteit, uitvalsverschijnselen, vermoeidheid. De keuze kwam tot stand door raadpleging van experts op het gebied van kinderpalliatieve zorg. Pagina’s 63-141 beschrijven per symptoom zeer gedetailleerde aanbevelingen, onderverdeeld in ‘doen’, ‘overwegen’ en ‘niet doen’. Ook worden de symptomen breed toegelicht wat betreft definitie, vóórkomen, oorzaken, diagnostiek, en behandelmogelijkheden.