Domein 9: Cultuur

Cultuur is een breed begrip. Culturele identificatie – of je je thuis voelt of wilt/kunt voelen bij de cultuur – wordt bepaald door etniciteit en land van herkomst en door afkomst, religie, sociaal-economische klasse, leeftijd, geslacht en seksuele geaardheid.

Cultuur wordt enerzijds gezien als een geheel van aangeleerde en gedeelde overtuigingen, waarden en leefwijze van een specifieke groep mensen die in het algemeen overgedragen wordt van generatie op generatie. Anderzijds kan cultuur ook gezien worden als een systeem van betekenissen dat voortdurend in beweging is, als een constant proces van aanpassing, veelal als reactie op interactie met anderen.

Cultuur is een onderdeel van de manier waarop mensen betekenis geven aan hun ziek zijn, lijden en sterven. Cultuur speelt een rol in het proces en de inhoud van besluitvorming over welke zorg een patiënt wil ontvangen, wie deze dient te verlenen en onder welke voorwaarden. Ook zorgverleners kennen een eigen cultuur en specifieke beroepscultuur, die zich onderscheidt van de leefwereld van de patiënt. Het is de verantwoordelijkheid van alle zorgverleners die betrokken zijn bij palliatieve zorg om zodanig communicatief vaardig te zijn dat zij passende zorg kunnen bieden aan patiënten en naasten en zich daarbij bewust te zijn van het verschil in cultuur tussen henzelf en een ander.

Standaard

De culturele achtergrond van de patiënt, diens naasten en bijbehorende gemeenschap worden herkend, erkend en verkend en gerespecteerd gedurende het zorgtraject.

Criteria

  • Elke zorgverlener en vrijwilliger is zich bewust van de eigen culturele achtergrond en reflecteert op hoe zijn eigen culturele waarden, beroepscultuur, (voor)oordelen en uitingen van invloed zijn op zijn beeldvorming van patiënten, naasten en collega’s. De zorgverlener / vrijwilliger probeert te voorkomen dat waardeoordelen zijn interactie met patiënten, naasten en collega’s in de weg staan.
  • Bij inventarisatie van de zorgvraag wordt door de zorgverlener de culturele achtergrond van de patiënt en diens naasten in kaart gebracht, met specifieke aandacht voor:
    • gewoonten, gebruiken en eventueel rituelen;
    • betekenis die mensen zelf geven aan leven, ziekte of kwetsbaarheid en de dood;
    • in hoeverre en op welke manier mensen kracht en steun ontlenen aan hun cultuur.
  • De zorgverlener is zich er hierbij van bewust dat opvattingen tussen de patiënt en diens naasten kunnen verschillen.
  • De patiënt en diens naasten ontvangen van betrokken zorgverleners ondersteuning passend bij hun culturele achtergrond. Zo nodig worden experts of organisaties met kennis van de betreffende culturele achtergrond betrokken bij deze zorg.
  • Zorgverleners zijn op de hoogte van de sociale kaart van hun eigen regio, ook wat betreft de (multi)culturele centra en zorg- of patiëntenorganisaties.
  • Taalbarrières kunnen leiden tot kwaliteitsverlies in effectieve communicatie. In principe maakt de zorgverlener in een dergelijke situatie gebruik van een tolkentelefoon. In nood, indien er ook geen tolk aanwezig is in de vorm van een collega zorgverlener, óf op uitdrukkelijk verzoek van patiënt en naasten kan met toestemming van patiënt en naasten hiervan worden afgeweken. In dat geval dienen zorgverleners zich bewust te zijn wat het voor de patiënt en naasten kan betekenen te tolken bij moeilijke gesprekken.
  • Afspraken voortvloeiend uit het zorgproces worden afgestemd op culturele behoeften, voorkeuren, gebruiken en rituelen. Datgene wat voor de patiënt en diens naasten van belang is, wordt vastgelegd in het individueel zorgplan.
  • Elke zorgverlener en vrijwilliger is bereid zijn sensitiviteit en competentie te blijven ontwikkelen, door deskundigheidsbevordering, supervisie en/of intervisie.

Gerelateerde standaarden

Spirituele dimensie

-

-

Vastgesteld: 26-04-2018   Regiehouder: IKNL

In de richtlijn kinderpalliatieve zorg is opgenomen dat de culturele achtergrond van de patiënt een belangrijke rol vervult in het ziekteproces en de palliatieve fase, en dat de zorg daarop afgestemd dient te worden (pagina’s 40, 50 & 156). Typisch kindergeneeskundige aspecten zijn deels daar te vinden, en moeten deels nog verder worden uitgewerkt bij de update van de richtlijn.