Voorlichting

Uitgangsvraag

Welke voorlichting wordt aanbevolen over preventie en behandeling van diarree bij patiënten in de palliatieve fase met diarree?

Methode: consensus-based

Aanbevelingen 

  • Besteed aandacht, toon begrip en erken de ervaren last van diarree in de palliatieve fase. Houd er rekening mee dat spreken over ontlasting in sommige culturen lastig kan zijn.     
  • Ga na wat de ideeën van de patiënt en de naasten over een ‘normaal' defecatiepatroon zijn en corrigeer dit zo nodig. Sluit je uitleg aan op het taalniveau van de patiënt. Toets bij patiënt en naasten of de uitleg begrepen is door het gebruiken van de terugvraagmethode. 
  • Leg het volgende uit:
    • De betekenis van de term diarree. Indien van toepassing: wat overloopdiarree betekent.  De mogelijke oorzaak van de diarree. Leg uit dat als de oorzaak niet kan worden weggenomen, voedingsmaatregelen de diarree nauwelijks kunnen beïnvloeden. Een strenge beperking van voeding is daarom niet zinvol. Bij een versterkte gastrocolische reflex zijn kleinere, frequente (zes tot acht per dag) maaltijden soms een nuttige, fysiologisch verklaarbare maar niet bewezen effectieve interventie.
    • Er zijn geen ‘stoppende' voedingsmiddelen. Voedingsvezels helpen soms om dunne ontlasting meer structuur te geven. Oplosbare stroperige (gelvormende) vezels, zoals psyllium, kunnen een optie zijn bij de behandeling van waterige diarree.
    • Een grote hoeveelheid sorbitol, xylitol, fructose, tagatose en/of zoete dranken kunnen laxerend werken. Met zoete dranken wordt bedoeld: heldere vruchtensappen en light dranken.
    • Voedingsmiddelen zoals cafeïne, alcohol, koolzuur, ui, prei, kool en pittige kruiden kunnen de darmen extra prikkelen. Soms helpt het bij diarree om deze te vermijden.
    • Een adequate inname van vocht is belangrijk. 
    • Neem bij gebruik van oplosbare stroperige (gelvormende) vezels geen extra vocht. Het is de bedoeling dat de vezels het vocht in de darmen binden. Tussen de maaltijden door kan er wel extra gedronken worden. Dergelijke vezels niet innemen voor het slapen gaan.
    • Bij sondevoeding kan diarree veroorzaakt worden door onvoldoende hygiëne, een te hoge toedieningssnelheid, te koude voeding en/of vezelarme voeding. Overleg in dit geval met de betrokken diëtist.
    • Indien van toepassing: de werking en het gebruik van medicatie. Bespreek de mogelijke bijwerkingen van medicatie. Er zijn veel soorten medicatie die diarree als bijwerking kunnen hebben. 
  • Besef dat het risico van diarree, vooral bij ouderen, dehydratie (uitdroging) is. Verwijs  patiënten en naasten naar informatiemateriaal. Zie voor handvatten hiervoor de links, die genoemd worden bij de Overwegingen.     
     

Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht.

Er is geen systematisch literatuuronderzoek verricht naar voorlichting bij patiënten met diarree in de palliatieve fase. De aanbevelingen zijn daarom gebaseerd op algemene literatuur en expertise van de werkgroep.

Bij de voorlichting over diarree aan patiënten in de palliatieve fase komen aan de orde:

  • Besteed aandacht, toon begrip en erken de ervaren last van diarree in de palliatieve fase. Diarree is een erg vervelend symptoom. Patiënten kunnen naast fysieke klachten door de diarree ook klachten zoals pijn, huidletsel en energietekort ervaren. Patiënten kunnen ook last hebben van schaamte en zich vies voelen.
  • Houd er rekening mee dat spreken over ontlasting in sommige culturen lastig kan zijn, omdat men niet gewend is te praten over ontlasting. Ontlasting is vaak een schaamtevol onderwerp, zowel voor de patiënt als voor de naasten. Zie hiervoor de handreiking 'Palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond' en/of maak gebruik van de folder 'Lessen uit gesprekken over leven en dood'.
  • Ga na wat de ideeën van de patiënt en de naasten over een ‘normaal' defecatiepatroon zijn en corrigeer dit zo nodig. Maak daarbij eventueel gebruik van afbeeldingen uit de Bristol Stoelgang Schaal
  • Sluit je uitleg aan op het taalniveau van de patiënt. Pharos heeft de website ‘begrijp je lichaam’ met eenvoudige uitleg en afbeeldingen van het maagdarmstelsel. 29% van de mensen in Nederland heeft beperkte gezondheidsvaardigheden en 2,5 miljoen mensen zijn laaggeletterd. Toets bij patiënt en naasten of de uitleg begrepen is door het gebruiken van de terugvraagmethode
  • Leg het volgende uit:
    • De betekenis van de term diarree. Diarree is dunne poep. De poep komt veel vaker per dag dan normaal.
    • Indien van toepassing: wat overloopdiarree betekent, dat hierbij in feite sprake is van obstipatie of darmobstructie en daarom als zodanig behandeld moet worden. Zie hiervoor de richtlijn Obstipatie in de palliatieve fase.
    • De mogelijke oorzaak van de diarree. Leg uit dat als de oorzaak niet kan worden weggenomen, voedingsmaatregelen de diarree nauwelijks kunnen beïnvloeden. Voeding is meestal niet de oorzaak van diarree. Ook bij weinig of niet eten wordt ontlasting geproduceerd. Ook bij vasten of parenterale voeding wordt onder andere door afgestoten darmslijmvlies en -cellen ontlasting gevormd en kan diarree optreden. Een strenge beperking van voeding is daarom niet zinvol. Een versterkte gastrocolische reflex kan soms diarree veroorzaken. Dan is vermindering van de gastrocolische reflex door kleinere, frequente (zes tot acht per dag) maaltijden soms een nuttige, fysiologisch verklaarbare maar niet bewezen effectieve interventie [Have 2022, Wedlake 2013]. 
    • Er zijn geen ‘stoppende' voedingsmiddelen. Voedingsvezels helpen soms om dunne ontlasting meer structuur te geven [Henson 2013, Lawrie 2018, Voedingscentrum, 2024]. Oplosbare stroperige (gelvormende) vezels, zoals psyllium, kunnen een optie zijn bij de behandeling van waterige diarree (zie niet-medicamenteuze behandeling).
    • Een grote hoeveelheid sorbitol, xylitol, fructose, tagatose en/of zoete dranken kunnen laxerend werken. Met zoete dranken wordt bedoeld: heldere vruchtensappen en light dranken [Riby 1993, Guerrero-Wyss 2018, Berkel 2023].
    • Voedingsmiddelen zoals cafeïne, alcohol, koolzuur, ui, prei, kool en pittige kruiden kunnen de darmen extra prikkelen. Soms helpt het bij diarree om deze te vermijden [Have 2022].
    • Een adequate inname van vocht is belangrijk. Neem bij gebruik van oplosbare stroperige (gelvormende) vezels, zoals psylliumvezels, geen extra vocht. Het is de bedoeling dat de vezels het vocht in de darm binden. Tussen de maaltijden door kan er wel extra gedronken worden. Dergelijke vezels niet innemen voor het slapen gaan.
    • Bij sondevoeding kan diarree veroorzaakt worden door onvoldoende hygiëne, een te hoge toedieningssnelheid, te koude voeding en/of vezelarme voeding  [Have 2022]. Overleg in dit geval met de betrokken diëtist.
    • Indien van toepassing: de werking en het gebruik van medicatie. Bespreek de mogelijke bijwerkingen van medicatie. Verwijs voor meer informatie over de medicijnen naar Apotheek.nl en de eigen apotheek of apotheker. Veel medicijnen worden ook in een video uitgelegd via Kijksluiter.nl (de apotheek kan een link via de e-mail doorsturen). Er zijn veel soorten medicatie die diarree als bijwerking kunnen hebben. Denk daarbij ook aan laxantia.
  • Het risico van diarree, vooral bij ouderen, is dehydratie (uitdroging). Zie hiervoor de modules Inleiding, anamnese en lichamelijk onderzoek in deze richtlijn, NHG standaard Acute Diarree en de richtlijn Dehydratie en vochttoediening in de palliatieve fase.
  • Verwijs patiënten en naasten naar informatiemateriaal:

Alrijne Ziekenhuis. Ontlasting dagboek. [Internet]. Beschikbaar op: https://www.alrijne.nl/media/3422/ontlasting-dagboek.pdf. [Geraadpleegd 30 Mei 2024].

Berkel R van. Suikers en zoetstoffen. Voedingskennis. Bohn Stafleu van Loghum: Houten, Nederland, 2023. 

Binder HJ, Brown I, Ramakrishna BS, Young GP. Oral rehydration therapy in the second decade of the twenty-first century. Curr Gastroenterol Rep. 2014 Mar;16(3):376.  

Generoso SV, Lages PC, Correia MITD. Fiber, prebiotics, and diarrhea: what, why, when and how. Curr Opin Clin Nutr Metab Care. 2016 Sep;19(5):388-393. 

Guerrero-Wyss M, Durán Agüero S, Angarita DL. D-tagatose is a promising sweetener to control glycaemia: a new functional food. Biomed Res Int. 2018;2018:8718053. 

Have H ten, Beijer S, Delsink P, Doornink N, Lieshout R van, Vogel J (redactie). Handboek Voeding Bij Kanker (3e druk). De Tijdstroom: Utrecht, Nederland, 2022.

Henson CC, Burden S, Davidson SE, Lal S. Nutritional interventions for reducing gastrointestinal toxicity in adults undergoing radical pelvic radiotherapy. Cochrane Database Syst Rev. 2013(11):CD009896.  

Lawrie TA, Green JT, Beresford M, Wedlake L, Burden S, Davidson SE, Lal S, Henson CC, Andreyev HJN. Interventions to reduce acute and late adverse gastrointestinal effects of pelvic radiotherapy for primary pelvic cancers. Cochrane Database Syst Rev. 2018 Jan 23;1(1):CD012529.

Riby JE, Fujisawa T, Kretchmer N. Fructose absorption. Am J Clin Nutr. 1993;58:748S-753S.
https://www.voedingscentrum.nl/nl/service/vraag-en-antwoord/aandoeningen/wat-helpt-tegen-diarree-eten-voeding.aspx

Voedingscentrum. Diarree. [Internet]. Beschikbaar op: https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/diarree.aspx. [Geraadpleegd op 18-1-2024].

Wedlake LJ, Shaw C, Whelan K, Andreyev HJ. Systematic review: the efficacy of nutritional interventions to counteract acute gastrointestinal toxicity during therapeutic pelvic radiotherapy. Aliment Pharmacol Ther. 2013 Jun;37(11):1046-56.