-
Pijn bij patiënten met kanker
- Inleiding
- Diagnostiek
- Integrale benadering
-
Beleid en behandeling
- Causale behandeling
- Niet-medicamenteuze behandeling
-
Medicamenteuze behandeling
-
Algemene aanbevelingen
-
Paracetamol
-
NSAIDs
-
Zwakwerkende opioiden
-
Sterkwerkende opioiden bij nociceptieve pijn
-
Doorbraakpijn
-
Toediening van opioiden, dosering en dosistitratie
-
Lokale toediening van opioïden
- Behandeling bijwerkingen opioïden
-
Opioïdgeïnduceerde hyperalgesie
-
Adjuvante analgetica
-
Geneesmiddeleninteracties met opioïden
-
Algemene aanbevelingen
- Invasieve behandeling
- Speciale patiëntengroepen
-
Beslisboom
-
Referenties
-
Bijlagen
Behandeling van bijwerkingen van opioïden
Uitgangsvraag
Op welke wijze dienen bijwerkingen van opioïden behandeld te worden bij patiënten met kanker?
Methode: evidence-based
Inleiding
Helaas hebben opioïden een aantal belangrijke bijwerkingen. Wiffen [2017b] beschrijft dat het onduidelijk blijft hoeveel patiënten minimaal één bijwerking ervaren van opioïden: van >50% bij buprenorfine en tapentadol tot slechts 11% bij tramadol.
Literatuur
Tot 2007
In een systematische review naar de behandeling van bijwerkingen van opioïden werden 67 onderzoeken geïncludeerd, waarvan 28 RCT’s. In totaal werden 3.991 patiënten beschreven [McNicol 2003]. Patiënten met chronische benigne pijn werden ook geïncludeerd om relevante informatie niet te missen. In een overzicht naar de beste manier van aanpak van bijwerkingen van morfine werd onderscheid gemaakt naar de symptomatische aanpak, opioïdrotatie en verandering van toedieningsweg [Cherney 2001].
Er worden in de literatuur verschillende methoden van aanpak beschreven [Mercadante 2001]. Voordat de symptomatische behandeling wordt gestart, valt eerst vermindering van de opioïddosis te overwegen door middel van toevoeging van paracetamol en/of een NSAID. Daarnaast worden adjuvante analgetica, radiotherapie, chemotherapie, chirurgie en regionale anesthetica geadviseerd [Cherney 2001]. Ook opioïdrotatie en de verandering van de toedieningsroute (bijvoorbeeld subcutaan of epiduraal/spinaal) worden genoemd.
Van praktisch belang voor de aanpak is de vraag of de pijn wel of niet goed onder controle is. Als de pijn onder controle is, valt verlaging van de dosis van het opioïd te adviseren. Bij ernstige bijwerkingen is opioïdrotatie te overwegen. Als de pijn niet onder controle is, is symptomatische aanpak van de bijwerkingen en/of opioïdrotatie te overwegen.
De aanpak van de meest voorkomende bijwerkingen wordt besproken op de drie genoemde manieren: symptomatische behandeling, opioïdrotatie en verandering van toedieningsweg.
2008-2019
Voor de huidige richtlijn werd gebruik gemaakt van de update van de systematische review over de behandeling van bijwerkingen van opioïden van McNicol [2008] en van zeven systematische reviews over de behandeling van specifieke bijwerkingen: misselijkheid en braken [Laugsand 2011, Sande 2019], obstipatie [Ahmedzai 2010, Mehta 2016, Ruston 2013], centrale bijwerkingen (sedatie, cognitieve veranderingen en myoclonus) [Stone 2011] en hallucinaties [Silvanesan 2016]. Verder werd gebruik gemaakt van een systematische review over het effect van opioïdrotatie op bijwerkingen van opioïden [Dale 2011].
Eventuele nieuwe inzichten per bijwerking zijn toegevoegd aan de teksten van 2008.
McNicol [2008] constateert dat sinds zijn review in 2003 nauwelijks relevante literatuur over de behandeling van bijwerkingen door opioïden is verschenen, met uitzondering van publicaties over perifeer werkende opioïdantagonisten.
Dit hoofdstuk is onderverdeeld in subhoofdstukken en/of paragrafen. Om de inhoud te kunnen bekijken, klikt u in de linkerkolom op de subhoofdstuk- en/of paragraaftitel.