Beleid

Behandeling van de oorzaak

Indien mogelijk worden de onderliggende oorzaak en/of de beïnvloedende factoren behandeld:

  • antibiotica bij urineweginfectie
  • afsluiting van de ureter: operatie, nefrostomiekatheter, stent (zie paragraaf Hydronefrose (hydro-ureter))
  • afwijkingen van de blaas: operatie, medicamenteus
  • (acute) blaasretentie: katheter en vervolgens oorzaak retentie behandelen (zie paragraaf Blaasretentie)
  • katheterproblemen: verstopping opheffen, volume ballon reduceren, katheter repositioneren of verwisselen (zie paragraaf Blaaskatheterproblematiek)
  • verandering van medicatie
  • bij prostatitis: medicamenteus, indien urethrale katheter dan vervangen door suprapubische katheter
  • neurogeen: medicamenteus (zie paragraaf Loze aandrang en tenesmi)

Medicamenteuze symptomatische behandeling

  • spoelen van de blaas met:
    • lidocaïne: 1 dd installatie van 10 ml 2% lidocaïne-oplossing + 10 ml 8,4% natriumbicarbonaat
    • bupivacaïne: 2 dd installatie van 20 ml 0,25% bupivacaïne-oplossing gedurende 15 minuten
    • morfine: 20 mg morfine in 20 ml 0,9% NaCl om de 4 uur
    • oxybutynine-oplossing: 2 dd 15 mg in 50 ml 0.9% NaCl. Logistiek ongunstig door beperkte houdbaarheid.
      Voor alle spoelingen geldt het advies de blaasinstallaties één uur in de blaas proberen te houden.
      Spoelen van de blaas is moeilijker te organiseren in de huisartsenpraktijk. Mantelzorgers of de wijkverpleging kunnen behulpzaam zijn, soms kunnen patiënten het zelf.
      Spoelen van de blaas te beginnen met eenmaal daags en daarna op geleide van het klinisch beeld aanpassen.
  • NSAID's, bijv. diclofenac 3-4 dd 50 mg p.o. of rectaal
  • anticholinergicum: tolterodine slow release 1 dd 4 mg of solifenacine 1 dd 5-10 mg of oxybutynine 1-4 dd 2,5-5 mg; bijwerkingen: obstipatie, droge mond