Begripsbepaling
Zweten (transpireren of diaphoresis) is het verlies van vocht via de huid om de temperatuur van het lichaam op peil te houden door middel van verdamping. Normaal treedt een verlies van ongeveer 500-750 ml per dag op via de huid en de ademhaling. Bij verstoring van de fysiologie kan dit oplopen tot meerdere liters per dag (overmatig zweten of hyperhidrosis). Bij primaire hyperhidrosis is er geen onderliggende aandoening aanwijsbaar, bij secundaire hyperhidrosis wel. In deze richtlijn wordt uitsluitend ingegaan op secundaire hyperhidrosis in de palliatieve fase. Bij veel vochtverlies bestaat er een risico op uitdroging [Baumgartner 2020, De Jongh 2017]. Hyperhidrosis treedt vaak ’s nachts op (nachtzweten) [Mold 2012].
Overmatig zweten kan de patiënt onzeker maken in sociale situaties en kan zorgen opleveren over het verloop van de ziekte [Zhukovsky 2002]. In de palliatieve fase komt vaak nachtzweten voor, wat de slaap en de intimiteit kan verstoren. Overmatig zweten kan voor patiënt en naasten vervelend zijn door de onwelriekende geur (bromhidrosis) [Fortuin 2017, Perera 2013]. Soms moeten door het zweten kleding en beddengoed frequenter verschoond worden.
Zweten kan ingedeeld worden naar:
- beloop: continu of in aanvallen;
- lokalisatie: over het hele lijf (gegeneraliseerd), alleen op de romp, met name in handen, voeten en/of oksels, of gelokaliseerd. Gelokaliseerd zweten treedt zelden op in de palliatieve fase. We benoemen voor de volledigheid de oorzaken, maar de behandeling blijft in deze richtlijn verder grotendeels buiten beschouwing.
Overmatig zweten komt voor bij gemiddeld 14-28% van de patiënten met een oncologische aandoening in de palliatieve fase [Zhukovsky 2002]. Bij patiënten die behandeld worden voor prostaat- of mammacarcinoom komt overmatig zweten vaker voor dan bij patiënten met een andere maligniteit. Dit hangt vermoedelijk samen met opvliegers als gevolg van anti-hormonale therapie. De intensiteit verschilt echter niet. In tegenstelling tot de situatie bij een ‘gewone’ overgang verminderen deze opvliegers niet met de tijd. Ongeveer 75% van de mannen die behandeld wordt voor prostaatcarcinoom met bilaterale castratie ontwikkelt opvliegers [Zhukovsky 2002].
In een onderzoek bij 100 patiënten in een hospice in London gaf 16% aan dat ze zweten als een probleem ervaarden [Quigley 1997].