Tien tips bij urologische problemen in de palliatieve zorg
- Datum publicatie 31 juli 2023
- Auteur Marijke Speelman-Verburgh, huisarts, arts in hospice
- Soort publicatie wetenschappelijke publicatie
- Gebruiker Basisarts, Huisarts, Kaderarts, Medisch specialist, Specialist ouderengeneeskunde, Verpleegkundig specialist, Verpleegkundige
- Doelgroep Kwetsbare ouderen, Ouderen, Volwassenen
- Setting Alle settingen
Het is niet alleen belangrijk dat urologen meer kennis krijgen van palliatieve zorg binnen hun eigen specialisme, maar ook dat hun kennis ingezet wordt voor secundaire of simultane urologische problematiek bij andere ziekten in een palliatieve fase.
Tip 1: maak een persoonlijk plan van aanpak van bestaande urine-incontinentie, gebaseerd op symptomen, type incontinentie, prognose en reële zorgdoelen. Een interdisciplinaire benadering met meer onderwijs over het veel voorkomende incontinentieprobleem is nodig. Denk ook aan bijdragende medicatie.
Tip 2: er bestaan meerdere (niet)farmacologische therapieën voor blaaskrampen en die kunnen gecombineerd ingezet worden. Deze nare klacht heeft vaak meerdere oorzaken, zoals: UWI, obstipatie, irritatie door CAD (verblijfscatheter), geblokkeerde of disfunctionerende CAD (bijv. bloedstolsels) of bijwerkingen op lange termijn van CAD zoals blaasstenen. Behandeling van een UWI (urineweginfectie) of obstipatie en een CAD-wissel zijn makkelijk gedaan. Regelmatig blaasspoelen met zoutoplossing, een zachtere CAD met kortere tip en het goed vastzetten van de CAD om tractie te verminderen kunnen ook toegepast worden. Indien passend bij de situatie kan het plaatsen van een SPC (suprapubische catheter) overwogen worden. Medicamenteus valt te denken aan anticholinergica, beta-3 agonisten en botulinetoxine in de detrusorspier.
Tip 3: seksuele intimiteit is een vaak onbesproken, maar belangrijk onderwerp voor patiënten met gevorderde ziekte tot aan hun levenseinde. Het is belangrijk een goede en open anamnese af te nemen en te zoeken naar passende opties. Vermoeidheid, dyspneu, depressie en gebrek aan intimiteit in de palliatieve fase kunnen negatief bijdragen aan bestaande genitale klachten/disfuncties. Denk eraan en maak het bespreekbaar!
Tip 4: voorkómen en behandelen van urologische klachten in de palliatieve fase van ziekte kan kwaliteit van leven vergroten. Het behandelen van mictieklachten t.g.v. een vergrote prostaat en UWI’s zijn voorbeelden hiervan. Ook behandeling van pijn met als gevolg meer behoud van ADL zal bijdragen aan een betere mictie en defecatie. Dyspneu en angst kunnen urge en pollakisurie geven, dus behandeling ervan kan helpen. Duloxetine, een SSRI die ook voor neuropathische pijn ingezet kan worden, zou ook stressincontinentie kunnen helpen reduceren.
Tip 5: denk goed na over acute en chronische consequenties van permanente blaasdrainage zijnde CAD of SPC. Het vraagt om samen beslissen en inzet ervan als andere opties hebben gefaald. Wees je bewust van de voors en tegens van het gebruik van catheters incl. trauma van de urethra.
Tip 6: obstructie van de ureter kan behandeld worden met een ureterovesicale stent of een percutane nefrostomiedrain, maar de interventie moet passen bij het individu qua oorzaak, prognose en impact. Benigne ureterobstructies komen voor bij vergrote prostaat, blaaswandhypertrofie, ureterstricturen, retroperitoneale fibrose en vaatziekten. Maligne oorzaken komen typisch van extrinsieke compressie van de ureter door een primaire tumor, een metastase of een lymfeklier(pakket). Behandeling van de obstructie kan pijn verlichten en nierfunctie verbeteren, zodat ook bepaalde systemische therapieën doorgang kunnen vinden. Men geeft de voorkeur aan een ureterstent, tenzij er heel snel gehandeld moet worden of aan de doorgankelijkheid van de ureter getwijfeld wordt. In dat geval plaatst men een percutane nefrostomiedrain.
Tip 7: bestraling kan zowel hematurie geven als de behandeling ervan zijn. Bestraling kan enkelvoudig of in combinatie met chirurgie en chemotherapie worden ingezet bij behandeling van urogenitale maligniteiten, tevens bij palliatieve behandeling van hematurie bij gevorderde kanker. Echter, 6-20 jaar na bestraling van het bekken kan in 5-10% een refractaire hematurie ontstaan die behandeld wordt met CAD en verwijderen van stolsels, intravesicaal etsen, hyperbare zuurstoftherapie en soms omleiden va ureteren en/of blaasresectie.
Tip 8: bijdragen aan bescherming van waardigheid bij continentiezorg zijn respect, empathie, vertrouwen, privacy, autonomie en goede communicatie. Inzetten van incontinentiemateriaal heeft een veel beter resultaat als het op tijd gewisseld wordt, verzadiging regelmatig gecontroleerd wordt en privacy voor toiletgebruik gegarandeerd wordt. Ook het op tijd reageren op alarmering. Inzetten van in urine-incontinentie gespecialiseerde verpleegkundigen kan UWI’s, decubitus en valgevaar bij kwetsbaren reduceren.
Tip 9: beleid van stenen in de urinewegen in de palliatieve zorg hangt af van de situatie (locatie, grootte en aantal stenen) met de daarbij behorende risico’s en symptomen en evt. ook aanwezige UWI. 15% van de mensen in westerse landen krijgt gedurende het leven een steen in de urinewegen. Symptomatische ureterstenen, die ook nog regelmatig gepaard gaan met UWI’s, moeten in principe behandeld worden. Bij obstructie kan een nefrostomiedrain of een ureterovesicale stent geplaatst worden, zelfs in een palliatieve fase van ziekte.
Tip 10: patiënten rapporteren vermoeidheid vaak niet vanuit de overtuiging dat het onvermijdelijk is, onbelangrijk en onbehandelbaar. Het bespreekbaar maken van vermoeidheid, het erkennen en proberen te achterhalen of er een behandelbare oorzaak is, helpt om een gevoel van moedeloosheid te verlichten. Behandeling van kanker kan vermoeidheid geven en vroegtijdige niet-medicamenteuze ondersteuning en adviezen kunnen bijdragen aan minder symptoomlast.
Met deze tips kunnen palliatieve zorgverlener hun voordeel doen in het belang van ieder die aan hun zorg wordt toevertrouwd!
Over deze publicatie
Umehr MH, et al. (2022) “Top Ten Tips Palliative Care Clinicians Should Know About Urological Care.” J Palliat Med 2022;20(20):1-6. (niet openbaar)
Deze bijdrage is onderdeel van e-pal - editie augustus 2023. Alle e-pal-artikelen staan hier