Ria de Korte - Interview verkiezingen 2023
- Datum publicatie 6 november 2023
- Auteur Rob Bruntink
- Organisatie Palliaweb
- Soort publicatie interview
- Gebruiker Beleidsmaker
Ria de Korte, lid van V&VN Palliatieve zorg, staat op plaats 28 van de kandidatenlijst van Nieuw Sociaal Contract. Geen ander (kandidaat-)Kamerlid is zó goed geïnformeerd over palliatieve zorg als zij.
Ver vóórdat er Expertisecentra Palliatieve Zorg waren, vóórdat er Netwerken Palliatieve Zorg waren en zelfs vóórdat er richtlijnen of consultatieteams palliatieve zorg bestonden, waren er zeven Centra voor Ontwikkeling van Palliatieve Zorg (COPZ’en) in Nederland. We hebben het over de jaren 90 van de vorige eeuw. Ambtelijk secretaris van die Centra: Ria de Korte. ‘Die zeven Centra waren indirect een gevolg van de komst van de Euthanasiewet, die enkele jaren later door de Tweede en de Eerste Kamer zou worden aangenomen’, herinnert De Korte zich. ‘Vanwege die Euthanasiewet kreeg het kabinet de nodige kritiek over zich heen, vooral vanuit het buitenland. Om de onrust te verminderen, kwam er veel geld vrij voor de ontwikkeling van palliatieve zorg. Daarvan werden die Centra opgericht. Ieder academisch ziekenhuis had er één.’
Je stond dus aan de wieg van de eerste verbeteracties op gebied van palliatieve zorg. Zo’n vijftien jaar later promoveerde je op het onderwerp en weer tien jaar later zet je je in voor een grotere bekendheid van palliatieve zorg door ervoor te zorgen dat Nieuw Sociaal Contract er aandacht aan besteedt in het verkiezingsprogramma.
‘Klopt. Samen met anderen ben ik betrokken geweest bij de paragrafen over gezondheidszorg in het verkiezingsprogramma. Drie alinea’s zijn gewijd aan palliatieve zorg en levenseindezorg.’
In de eerste alinea draait het om ‘de kennis van zorgprofessionals over het tijdig spreken met de patiënt en de familie over wensen nabij het levenseinde’. Ook noemt NSC de financiering van hospicezorg. Laten we het allereerst hebben over dat tijdig spreken over levenseindewensen.
‘Dat gesprek is nog niet voldoende ingeburgerd in de zorgverlening, dus dat willen we gaan stimuleren. Het zit bij de zorgverleners nog niet bepaald tussen de oren dat dit gesprek noodzakelijk is, met iedereen die ongeneeslijk of zwaar chronisch ziek is. Dit gesprek is essentieel om passende zorg te verlenen. Een beginpunt kan zijn dat zorgverleners aan patiënten vragen wat hun doelen zijn, als zij eenmaal weten dat de toekomst beperkt wordt door hun ziekte. Willen ze zo lang mogelijk leven? Willen ze kwaliteit van leven? Waaruit bestaat dan die kwaliteit? Wat is belangrijk voor hen? De praktijk is veelal dat in die gesprekken over de toekomst alleen de optie ‘euthanasie’ aan de orde komt. De patiënt begint daar zelf over omdat hij een euthanasieverklaring heeft bijvoorbeeld. Of het komt bijna vanzelfsprekend aan bod in gesprekken die zorgverleners met hen voeren, omdat euthanasie al vele jaren lang het maatschappelijke debat domineert. In die gesprekken mag wel een verbreding plaatsvinden. Zodat zorgverleners méér kunnen vertellen over palliatieve zorg. Of dat ze ook kunnen stilstaan bij het feit dat patiënten ‘Nee’ kunnen zeggen tegen de op levensverlenging gerichte behandelingen die zij door artsen voorgelegd krijgen.’
Corona
‘Tijdens het eerste coronajaar werd het opeens mogelijk om dergelijke toekomstgesprekken te voeren. Huisartsen belden met name hun oudere patiënten op met de vraag of ze naar de IC wilden als ze ernstige klachten vanwege corona zouden krijgen. Helaas is dat alles weer opgehouden toen corona minder levensbedreigend werd. Die periode laat echter wel zien dat het kan: in gesprek gaan met mensen over wat ze wel of niet willen. Ik wil stimuleren dat zorgverleners deze gesprekken weer oppakken. Dat zie ik overigens niet alleen de huisarts doen. Ook de wijkverpleegkundige of de zorgprofessionals in ziekenhuizen kunnen dit ‘goede gesprek’ aangaan.
Weten alle zorgprofessionals genoeg over palliatieve zorg om dit gesprek te kunnen voeren?
‘De overgrote meerderheid van zorgverleners is niet gespecialiseerd in palliatieve zorg. Het is dus ook belangrijk dat zij goed geïnformeerd worden over wat palliatieve zorg wel en niet is. Anders kunnen zij het immers niet goed overbrengen aan hun patiënten. Dit valt of staat met goed onderwijs. Helaas weten we al best lang dat de integratie van kennis over palliatieve zorg in het reguliere onderwijs voor verpleegkundigen en artsen moeizaam verloopt. Het is niet mogelijk en ook niet wenselijk dat de landelijke overheid zich teveel bemoeit met het curriculum van beroepsgroepen. Met andere woorden: we kunnen opleidingen niet opleggen welke lessen zij aan hun studenten geven. Gelukkig is er wel een stimuleringsprogramma, O2PZ, om palliatieve zorg beter in het reguliere onderwijs voor artsen, verpleegkundigen en verzorgenden te krijgen. Dat moet in mijn ogen voortgezet worden.’
Hoe wil de NSC bereiken dat zij wel dat ‘goede gesprek’ gaan voeren?
‘Er moet betere financiering voor komen. Nu is het zo dat ziekenhuizen financiering krijgen voor het aantal behandelingen dat zij uitvoeren. Als een arts een gesprek voert met een patiënt over zo’n behandeling, en de patiënt kiest ervoor om van die behandeling af te zien, krijgt het ziekenhuis nauwelijks tot geen geld. Dat moet anders. De perverse prikkel die nu bestaat moet weg, en er moet wél geld komen om tijd te besteden aan die goede gesprek over wel of niet (door)behandelen. Daar wil de NSC zwaar op inzetten.’
Is het alleen de verantwoordelijkheid van de zorgverleners om die ‘goede gesprekken’ te gaan voeren?
‘Nee, patiënten hebben ook hun eigen verantwoordelijkheid. Zij kunnen hun zorgprofessionals duidelijk maken dat ze dat gesprek willen aangaan. Maar eerlijk gezegd denk ik dat de schroom over het begin van dit gesprek eerder aan de kant van de zorgverleners zit dan aan de kant van de patiënt. Misschien staat daar een eigen ervaring wel symbool voor. Als onderdeel van mijn promotie-onderzoek voerde ik gesprekken met patiënten over hun levenseindewensen. Ik zei dan bijvoorbeeld vrij omfloerst tegen een patiënt ‘dat ze zich in de laatste fase van hun leven bevond’. Waarop de patiënt bondig zei: ‘Ja, ik weet al dat ik doodga.’ Waarmee ik maar wil zeggen dat patiënten er meer open voor staan dan zorgverleners vaak denken.’
U heeft gezien dat PZNL samen met KWF het kaartspel Kiezen & Delen heeft uitgegeven. Dit is onder meer gericht op het stimuleren van de gesprekken waarover wij het nu hebben. Welk kaartje sprong er voor u uit?
‘Dat was vooral het kaartje met enerzijds de keuze ‘Ik zou er alles aan doen om langer te leven’, en anderzijds de vaststelling ‘Nee hoor, er komt een moment dat ik denk: genoeg is genoeg’. Dat laatste kan ik me namelijk wel voorstellen. Ik heb het daar ook onlangs nog over gehad, met één van mijn dochters, die huisarts is. Stel dat ik zwaar dement zou zijn, en ik zou een longontsteking krijgen, dan kan ik me goed voorstellen dat dat zo’n ‘genoeg is genoeg-moment’ kan zijn, zei ik tegen haar. En dat je dus in feite zegt: ‘Ik hoef geen behandeling meer voor die longontsteking, laat die antibiotica maar zitten.’ Met andere woorden: het stoppen van behandelingen die op levensverlenging zijn gericht kan bij mij aan de orde komen. Het leek me goed om dat met mijn kinderen te delen.’
Dit interview is geschreven in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2023. Meer interviews en standpunten rond palliatieve zorg vind je op de pagina www.palliaweb.nl/verkiezingen-2023.