Casuïstiek om spiritualiteit te bespreken in de PaTz groep
Stuur onderstaande casuïstiek en vragen voorafgaand aan de PaTz bijeenkomst naar de deelnemers:
Meneer Loef, 79 jaar, met gemetastaseerd longca, geeft herhaaldelijk bij zijn huisarts aan dat hij hoopt dat ‘het snel afgelopen is’. Ondertussen wil hij, als zijn kortademigheid toeneemt, dat de longarts een punctie doet om pleuravocht te verwijderen. Toen de huisarts deze ambivalentie benoemde, klapte hij dicht. Hij bleef met schokkende, afhangende schouders zitten en zei dat hij te moe was om verder te praten. De thuiszorg had de dag erna van hem gehoord dat hij de dokter niet zo goed vond als vroeger, ook onaardiger.
Mevrouw Stappers, 71 jaar, werd jaren geleden behandeld voor mammaca in een vroeg stadium. De behandeling en de controles bij de oncoloog zijn jaren geleden afgesloten. Ze komt herhaaldelijk op het spreekuur met pijnklachten, voornamelijk aan haar knieën. Behalve lichte gonartrose kan de huisarts geen oorzaak vinden. Bij elk consult zegt ze dan ‘zo opgelucht te zijn’.
Haar man heeft tegen de wijkverpleegkundige (die zijn ulcus cruris verzorgt) gezegd dat zijn vrouw vrijwel elke avond in bed huilt omdat, na een heftig conflict, het contact met haar zoon is verbroken. Diverse pogingen om dat contact te herstellen zijn op niets uitgelopen. Zoonlief woont inmiddels in Zuid-Afrika.
Jan Meertens, 75 jaar, is een zorgzame, bescheiden man die zelden op het spreekuur kwam. Hij is
mantelzorger voor zijn eigenzinnige partner Ger, die aangeeft dat ‘het een aflopende zaak’ is. Hij heeft meerdere lichamelijke klachten, maar wil geen enkele diagnostiek of behandeling. Ger zegt al bijna 2 jaar ‘het is ouderdom en straks ga ik dood, dat is alleen jammer voor hem’.
Jan is afgelopen weken met rugpijn en slaapproblemen op het spreekuur gekomen. Hij respecteert dat Ger geen medische bemoeienis wil, maar de mantelzorg breekt hem volledig op. Ger wil geen huishoudelijke hulp; hij vindt het te druk als er bezoek komt. Jan doet alles alleen, in het huis dat hij zelf veel te groot vindt. Jan gaat er af en toe even uit, maar voelt zich dan wat vervreemd van de buitenwereld en van zichzelf.
- Bespreek in de PaTz bijeenkomst op welke van bovenstaande casusbeschrijvingen jullie verder ingaan.
- Zie jij een rol voor jouzelf als huisarts of wijkverpleegkundige om deze patiënt te helpen?
- Stel, je gaat zelf met hem of haar in gesprek, hoe zou je dat aanpakken? Welke gesprekshulpmiddelen zou je kunnen toepassen?
- Weet jij patiënten, waar jij momenteel zorg voor hebt, die worstelen met zingevingsvragen? Welke verwijsmogelijkheden zie je?